1. MWB
  2. Werkwoord vervoegen
  3. incapacitate

Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

EN: to incapacitate    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Gerund
incapacitating

Present simple (ott)
I incapacitate
you incapacitate
he incapacitates
we incapacitate
you incapacitate
they incapacitate

Present perfect (vtt)
I have incapacitated
you have incapacitated
he has incapacitated
we have incapacitated
you have incapacitated
they have incapacitated

Past Simple (ovt)
I incapacitated
you incapacitated
he incapacitated
we incapacitated
you incapacitated
they incapacitated

Past perfect (vvt)
I had incapacitated
you had incapacitated
he had incapacitated
we had incapacitated
you had incapacitated
they had incapacitated

Present future (ottt)
I will incapacitate
you will incapacitate
he will incapacitate
we will incapacitate
you will incapacitate
they will incapacitate

Present future perfect (vttt)
I will have incapacitated
you will have incapacitated
he will have incapacitated
we will have incapacitated
you will have incapacitated
they will have incapacitated

Past future (ovtt)
I would incapacitate
you would incapacitate
he would incapacitate
we would incapacitate
you would incapacitate
they would incapacitate

Past future perfect (vvtt)
I would have incapacitated
you would have incapacitated
he would have incapacitated
we would have incapacitated
you would have incapacitated
they would have incapacitated


Voorbeelden

  1. To disrupt their breathing and incapacitate them.
    Om hun ademhaling te verstoren en ze zo uit te schakelen.
  2. It 's not strong enough to incapacitate them.
    De veldvervorming is te zwak om ze uit te schakelen.
  3. Blunt trauma to the head to incapacitate the victim.
    Er is weer sprake van een hoofdwond.
  4. By injecting a refined dose of dendrotoxin to incapacitate the soldier.
    Door het injecteren van een dosis dendrotoxin om de soldaat uit te schakelen.
  5. That coupled with a controlled substance used to incapacitate the victim...
    Dat samen met een substantie toegediend om het slachtoffer willoos te maken...
  6. Her blood-alcohol level was elevated, but not enough to incapacitate her.
    Ze had alcohol in haar bloed, maar onvoldoende om haar uit te schakelen.
  7. Even a cab driver can figure out how to incapacitate a guard.
    Zelfs een taxichauffeur kan een bewaker uitschakelen.
  8. This apparatus... it appears to have been designed to incapacitate the vehicle.
    Dit apparaat... lijkt er voor te zorgen dat het voertuig niet kan bewegen.
  9. Remember, the aim shouldn 't be to hurt him, just incapacitate him a little.
    Onthoud, het doel is niet hem pijn te doen, maar hem even buiten gevecht te stellen.
  10. Good thing that Wraith weapon is only designed to incapacitate, or he 'd be dead.
    Gelukkig is dat wapen enkel om mensen te verdoven, anders was hij dood.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden



Vaakst vervoegd

Hier zie je een overzicht van de 30 vaakst vervoegde werkwoorden voor de vijf talen die we op mijnwoordenboek gebruiken.

Nederlandse werkwoorden

willen verdienen worden zijn vinden bedoelen kunnen houden hebben meten vermelden vertellen varen gelden beantwoorden zeggen bestellen begeleiden updaten reizen bereiden leiden plannen gaan verwijderen stelen bidden besteden denken bellen

Franse werkwoorden

être avoir aller faire pouvoir vouloir venir devoir voir prendre savoir partir connaître recevoir dire mettre finir lire boire choisir envoyer sortir falloir dormir écrire appeler croire manger devenir vivre

Duitse werkwoorden

sein werden haben können mögen gehen wollen müssen essen finden sehen stressen lesen dürfen fahren misten sollen kommen nehmen tun machen geben sprechen lassen helfen laufen arbeiten wohnen schlafen halten

Spaanse werkwoorden

ser sentir tener hacer ver teñir ir estar servir haber poder mentir querer dar fuir saber decir hablar salir empezar volver comer seguir vivir gustar pedir encontrar grillarse latir pensar llamar conocer preferir jugar llegar

Engelse werkwoorden

send read be have spend choose go lead mean hear teach lie think see quit can do build meet take say get run fall fair buy put eat lay make learn wear begin barbecue will give find want know drink work write try