Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: inbreken

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
ingebroken

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik breek in
jij breekt in
hij breekt in
wij breken in
jullie breken in
zij breken in

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik inbreek
dat jij inbreekt
dat hij inbreekt
dat wij inbreken
dat jullie inbreken
dat zij inbreken

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb ingebroken
jij hebt ingebroken
hij heeft ingebroken
wij hebben ingebroken
jullie hebben ingebroken
zij hebben ingebroken

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik brak in
jij brak in
hij brak in
wij braken in
jullie braken in
zij braken in

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik inbrak
dat jij inbrak
dat hij inbrak
dat wij inbraken
dat jullie inbraken
dat zij inbraken

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had ingebroken
jij had ingebroken
hij had ingebroken
wij hadden ingebroken
jullie hadden ingebroken
zij hadden ingebroken

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal inbreken
jij zult inbreken
hij zal inbreken
wij zullen inbreken
jullie zullen inbreken
zij zullen inbreken

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal ingebroken hebben
jij zult ingebroken hebben
hij zal ingebroken hebben
wij zullen ingebroken hebben
jullie zullen ingebroken hebben
zij zullen ingebroken hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou inbreken
jij zou inbreken
hij zou inbreken
wij zouden inbreken
jullie zouden inbreken
zij zouden inbreken

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou ingebroken hebben
jij zou ingebroken hebben
hij zou ingebroken hebben
wij zouden ingebroken hebben
jullie zouden ingebroken hebben
zij zouden ingebroken hebben

Gebiedende wijs
breek in

Aanvoegende wijs
inbreke

Voorbeelden

  1. Inbreker, breek in!
    Burgler, do your burgling!
  2. Breek in zijn kamer in, rol zijn zakken.
    Break into his room, pickpocket him... I don 't care.
  3. Ga gewoon naar het huis... breek in... en... gooi de boel een beetje overhoop, snap je?
    Just go out to the house... break in... and... mess the place up a little, you know?
  4. Mikey, breek in je oma' s huis in en zorg dat ik een bed voor vanavond heb.
    Mikey, you break into your nan 's house and make sure I 've got a bed for tonight.
  5. Gaan we inbreken?
    Are we breaking in?
  6. Inbreken en binnendringen.
    Breaking and entering.
  7. Inbreken in huizen?
    Breaking into houses?
  8. Op kantoor inbreken?
    Break into the office?
  9. Ik moest inbreken.
    I had to break in.
  10. Je moet inbreken.
    You gotta break in.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden