NL: inbedden U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
ingebed
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik bed in jij bedt in hij bedt in wij bedden in jullie bedden in zij bedden in
|
Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik inbed dat jij inbedt dat hij inbedt dat wij inbedden dat jullie inbedden dat zij inbedden
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb ingebed jij hebt ingebed hij heeft ingebed wij hebben ingebed jullie hebben ingebed zij hebben ingebed
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik bedde in jij bedde in hij bedde in wij bedden in jullie bedden in zij bedden in
|
Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik inbedde dat jij inbedde dat hij inbedde dat wij inbedden dat jullie inbedden dat zij inbedden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had ingebed jij had ingebed hij had ingebed wij hadden ingebed jullie hadden ingebed zij hadden ingebed
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal inbedden jij zult inbedden hij zal inbedden wij zullen inbedden jullie zullen inbedden zij zullen inbedden
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal ingebed hebben jij zult ingebed hebben hij zal ingebed hebben wij zullen ingebed hebben jullie zullen ingebed hebben zij zullen ingebed hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou inbedden jij zou inbedden hij zou inbedden wij zouden inbedden jullie zouden inbedden zij zouden inbedden
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou ingebed hebben jij zou ingebed hebben hij zou ingebed hebben wij zouden ingebed hebben jullie zouden ingebed hebben zij zouden ingebed hebben
|
Gebiedende wijs |
bed in
|
Aanvoegende wijs |
inbedde |