NL: inaugureren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geïnaugureerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik inaugureer jij inaugureert hij inaugureert wij inaugureren jullie inaugureren zij inaugureren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geïnaugureerd jij hebt geïnaugureerd hij heeft geïnaugureerd wij hebben geïnaugureerd jullie hebben geïnaugureerd zij hebben geïnaugureerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik inaugureerde jij inaugureerde hij inaugureerde wij inaugureerden jullie inaugureerden zij inaugureerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geïnaugureerd jij had geïnaugureerd hij had geïnaugureerd wij hadden geïnaugureerd jullie hadden geïnaugureerd zij hadden geïnaugureerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal inaugureren jij zult inaugureren hij zal inaugureren wij zullen inaugureren jullie zullen inaugureren zij zullen inaugureren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geïnaugureerd hebben jij zult geïnaugureerd hebben hij zal geïnaugureerd hebben wij zullen geïnaugureerd hebben jullie zullen geïnaugureerd hebben zij zullen geïnaugureerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou inaugureren jij zou inaugureren hij zou inaugureren wij zouden inaugureren jullie zouden inaugureren zij zouden inaugureren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geïnaugureerd hebben jij zou geïnaugureerd hebben hij zou geïnaugureerd hebben wij zouden geïnaugureerd hebben jullie zouden geïnaugureerd hebben zij zouden geïnaugureerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
inaugureer
|
| Aanvoegende wijs |
| inaugurere |