1. MWB
  2. Werkwoord vervoegen
  3. inactiver

Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

FR: inactiver    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Participe Passé
inactivé

Indicatif Présent
je inactive
tu inactives
il; elle inactive
nous inactivons
vous inactivez
ils; elles inactivent

Indicatif Passé Composé
j`ai inactivé
tu as inactivé
il; elle a inactivé
nous avons inactivé
vous avez inactivé
ils; elles ont inactivé

Indicatif Imparfait
j`inactivais
tu inactivais
il; elle inactivait
nous inactivions
vous inactiviez
ils; elles inactivaient

Indicatif Plus-Que-Parfait
j`avais inactivé
tu avais inactivé
il; elle avait inactivé
nous avions inactivé
vous aviez inactivé
ils; elles avaient inactivé

Indicatif Passé Simple
j`inactivai
tu inactivas
il; elle inactiva
nous inactivâmes
vous inactivâtes
ils; elles inactivèrent

Indicatif Passé Antérieur
j`eus inactivé
tu eus inactivé
il; elle eut inactivé
nous eûmes inactivé
vous eûtes inactivé
ils; elles eurent inactivé

Indicatif Futur Simple
j`inactiverai
tu inactiveras
il; elle inactivera
nous inactiverons
vous inactiverez
ils; elles inactiveront

Indicatif Futur Antérieur
j`aurai inactivé
tu auras inactivé
il; elle aura inactivé
nous aurons inactivé
vous aurez inactivé
ils; elles auront inactivé

Subjonctif Présent
j`inactive
tu inactives
il; elle inactive
nous inactivions
vous inactiviez
ils; elles inactivent

Subjonctif Passé
j`aie inactivé
tu aies inactivé
il; elle ait inactivé
nous ayons inactivé
vous ayez inactivé
ils; elles aient inactivé

Subjonctif Imparfait
j`inactivasse
tu inactivasses
il; elle inactivât
nous inactivassions
vous inactivassiez
ils; elles inactivassent

Subjonctif Plus-Que-Parfait
j`eusse inactivé
tu eusses inactivé
il; elle eût inactivé
nous eussions inactivé
vous eussiez inactivé
ils; elles eussent inactivé

Conditionnel Présent
j`inactiverais
tu inactiverais
il; elle inactiverait
nous inactiverions
vous inactiveriez
ils; elles inactiveraient

Conditionnel Passé
j`aurais inactivé
tu aurais inactivé
il; elle aurait inactivé
nous aurions inactivé
vous auriez inactivé
ils; elles auraient inactivé

Impératif Présent
(tu) inactive, (nous) inactivons
(vous) inactivez


Voorbeelden

  1. Réserve inactive:
    Passieve reserve.
  2. Il semble que vous soyez inactive.
    Daar stond in dat je niet actief bent.
  3. Elle n' aimait pas rester inactive.
    Ze was iemand die niet graag stilzat.
  4. Ils ont dit qu' elle était inactive.
    Ze zeiden dat het sluimerend was.
  5. Eh bien elle perdra sa chaleur plus rapidement et deviendra géologiquement inactive.
    Die raakt z' n warmte sneller kwijt en wordt geologisch inactief.
  6. Cette chatte est restée inactive depuis trente ans, ça pourrait être toxique.
    Die spleet heeft al meer dan 30 jaar geen actie gehad. Het kan giftig zijn.
  7. Propulsion inactive. Je suis porté à croire que l' équipage est endormi.
    Hun aandrijving is inactief, dus ik veronderstel dat ze slapen.
  8. On dit qu' une grande partie du cerveau devient inactive pendant le cryo-sommeil.
    Het is bekend dat de hersenen in cryogene slaap niet meer werken.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden



Vaakst vervoegd

Hier zie je een overzicht van de 30 vaakst vervoegde werkwoorden voor de vijf talen die we op mijnwoordenboek gebruiken.

Nederlandse werkwoorden

willen verdienen worden zijn vinden bedoelen kunnen houden hebben meten vermelden vertellen varen gelden beantwoorden zeggen bestellen begeleiden updaten reizen bereiden leiden plannen gaan verwijderen stelen bidden besteden denken bellen

Franse werkwoorden

être avoir aller faire pouvoir vouloir venir devoir voir prendre savoir partir connaître recevoir dire mettre finir lire boire choisir envoyer sortir falloir dormir écrire appeler croire manger devenir vivre

Duitse werkwoorden

sein werden haben können mögen gehen wollen müssen essen finden sehen stressen lesen dürfen fahren misten sollen kommen nehmen tun machen geben sprechen lassen helfen laufen arbeiten wohnen schlafen halten

Spaanse werkwoorden

ser sentir tener hacer ver teñir ir estar servir haber poder mentir querer dar fuir saber decir hablar salir empezar volver comer seguir vivir gustar pedir encontrar grillarse latir pensar llamar conocer preferir jugar llegar

Engelse werkwoorden

send read be have spend choose go lead mean hear teach lie think see quit can do build meet take say get run fall fair buy put eat lay make learn wear begin barbecue will give find want know drink work write try