Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: improviseren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geïmproviseerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik improviseer
jij improviseert
hij improviseert
wij improviseren
jullie improviseren
zij improviseren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geïmproviseerd
jij hebt geïmproviseerd
hij heeft geïmproviseerd
wij hebben geïmproviseerd
jullie hebben geïmproviseerd
zij hebben geïmproviseerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik improviseerde
jij improviseerde
hij improviseerde
wij improviseerden
jullie improviseerden
zij improviseerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geïmproviseerd
jij had geïmproviseerd
hij had geïmproviseerd
wij hadden geïmproviseerd
jullie hadden geïmproviseerd
zij hadden geïmproviseerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal improviseren
jij zult improviseren
hij zal improviseren
wij zullen improviseren
jullie zullen improviseren
zij zullen improviseren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geïmproviseerd hebben
jij zult geïmproviseerd hebben
hij zal geïmproviseerd hebben
wij zullen geïmproviseerd hebben
jullie zullen geïmproviseerd hebben
zij zullen geïmproviseerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou improviseren
jij zou improviseren
hij zou improviseren
wij zouden improviseren
jullie zouden improviseren
zij zouden improviseren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geïmproviseerd hebben
jij zou geïmproviseerd hebben
hij zou geïmproviseerd hebben
wij zouden geïmproviseerd hebben
jullie zouden geïmproviseerd hebben
zij zouden geïmproviseerd hebben

Gebiedende wijs
improviseer

Aanvoegende wijs
improvisere

Voorbeelden

  1. Improviseer maar.
    So improvise! Ow! Ow...
  2. Dan improviseer ik.
    So I 'll improvise.
  3. Ik improviseer graag.
    I like to improvise.
  4. Dus ik improviseer.
    So I 'm improvising.
  5. Nee, ik improviseer wel.
    No, I 'll freestyle it.
  6. Misschien improviseer ik wel.
    Maybe I 'll improvise.
  7. Kijk, hier improviseer ik.
    Oh, it 's right here where I 'm ad-libbing.
  8. Dus denk anders, improviseer.
    So think differently, improvise.
  9. Ik improviseer wel wat.
    I 'm gonna improv a little something.
  10. Of soms improviseer ik gewoon.
    Or sometimes I just... improvise.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden