Voorbeelden

1. Eliminate impediment.
   Elimineer gebreken.
2. There is an impediment.
   Er is een beletsel.
3. A mere conventional impediment.
   Een louter conventionele belemmering.
4. He was an impediment.
   Hij was een belemmering.
5. Do you have a speech impediment?
   Heb je' n spraakgebrek?
6. And his handicap was a speech impediment.
   En als handicap had hij een spraakgebrek.
7. You don 't have a speech impediment, Dr. Lester.
   U heeft geen spraakgebrek, Dr. Lester.
8. And do you think me an impediment to that end?
   En denk je dat ik een belemmering vorm voor dat doel?
9. He 's an impediment to the future of this country.
   Hij is een belemmering voor de toekomst van dit land.
10. Prisoner had yet to rid himself of a third impediment.
    De verdachte moest zich nog van een derde hindernis ontdoen.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden