NL: illustreren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geïllustreerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik illustreer jij illustreert hij illustreert wij illustreren jullie illustreren zij illustreren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geïllustreerd jij hebt geïllustreerd hij heeft geïllustreerd wij hebben geïllustreerd jullie hebben geïllustreerd zij hebben geïllustreerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik illustreerde jij illustreerde hij illustreerde wij illustreerden jullie illustreerden zij illustreerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geïllustreerd jij had geïllustreerd hij had geïllustreerd wij hadden geïllustreerd jullie hadden geïllustreerd zij hadden geïllustreerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal illustreren jij zult illustreren hij zal illustreren wij zullen illustreren jullie zullen illustreren zij zullen illustreren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geïllustreerd hebben jij zult geïllustreerd hebben hij zal geïllustreerd hebben wij zullen geïllustreerd hebben jullie zullen geïllustreerd hebben zij zullen geïllustreerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou illustreren jij zou illustreren hij zou illustreren wij zouden illustreren jullie zouden illustreren zij zouden illustreren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geïllustreerd hebben jij zou geïllustreerd hebben hij zou geïllustreerd hebben wij zouden geïllustreerd hebben jullie zouden geïllustreerd hebben zij zouden geïllustreerd hebben
|
Gebiedende wijs |
illustreer
|
Aanvoegende wijs |
illustrere |