Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: ijsberen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geijsbeerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik ijsbeer
jij ijsbeert
hij ijsbeert
wij ijsberen
jullie ijsberen
zij ijsberen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geijsbeerd
jij hebt geijsbeerd
hij heeft geijsbeerd
wij hebben geijsbeerd
jullie hebben geijsbeerd
zij hebben geijsbeerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik ijsbeerde
jij ijsbeerde
hij ijsbeerde
wij ijsbeerden
jullie ijsbeerden
zij ijsbeerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geijsbeerd
jij had geijsbeerd
hij had geijsbeerd
wij hadden geijsbeerd
jullie hadden geijsbeerd
zij hadden geijsbeerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal ijsberen
jij zult ijsberen
hij zal ijsberen
wij zullen ijsberen
jullie zullen ijsberen
zij zullen ijsberen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geijsbeerd hebben
jij zult geijsbeerd hebben
hij zal geijsbeerd hebben
wij zullen geijsbeerd hebben
jullie zullen geijsbeerd hebben
zij zullen geijsbeerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou ijsberen
jij zou ijsberen
hij zou ijsberen
wij zouden ijsberen
jullie zouden ijsberen
zij zouden ijsberen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geijsbeerd hebben
jij zou geijsbeerd hebben
hij zou geijsbeerd hebben
wij zouden geijsbeerd hebben
jullie zouden geijsbeerd hebben
zij zouden geijsbeerd hebben

Gebiedende wijs
ijsbeer

Aanvoegende wijs
ijsbere

Voorbeelden

  1. Hoeveel weegt een ijsbeer?
    How much does a polar bear weigh?
  2. Ik ijsbeer voor Nathan.
    I 'm pacing for Nathan.
  3. Prachtig beest, de ijsbeer.
    Magnificent creature, the polar bear.
  4. Een ijsbeer roert zich.
    A polar bear stirs.
  5. Ik maakte de ijsbeer broeken.
    I made the polar bear pants.
  6. Sawyer heeft de ijsbeer vermoord.
    Sawyer killed the polar bear.
  7. Ik ben geen ijsbeer, Phil.
    I 'm not a polar bear, Phil.
  8. Is dit jouw ijsbeer-hond, mevrouw?
    Is this your polar bear-dog, miss?
  9. Was overigens niet een echte ijsbeer.
    Wasn 't really a polar bear per se.
  10. Een beet van een ijsbeer gehecht.
    Sutured a polar bear bite.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden