NL: idealiseren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geïdealiseerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik idealiseer jij idealiseert hij idealiseert wij idealiseren jullie idealiseren zij idealiseren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geïdealiseerd jij hebt geïdealiseerd hij heeft geïdealiseerd wij hebben geïdealiseerd jullie hebben geïdealiseerd zij hebben geïdealiseerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik idealiseerde jij idealiseerde hij idealiseerde wij idealiseerden jullie idealiseerden zij idealiseerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geïdealiseerd jij had geïdealiseerd hij had geïdealiseerd wij hadden geïdealiseerd jullie hadden geïdealiseerd zij hadden geïdealiseerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal idealiseren jij zult idealiseren hij zal idealiseren wij zullen idealiseren jullie zullen idealiseren zij zullen idealiseren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geïdealiseerd hebben jij zult geïdealiseerd hebben hij zal geïdealiseerd hebben wij zullen geïdealiseerd hebben jullie zullen geïdealiseerd hebben zij zullen geïdealiseerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou idealiseren jij zou idealiseren hij zou idealiseren wij zouden idealiseren jullie zouden idealiseren zij zouden idealiseren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geïdealiseerd hebben jij zou geïdealiseerd hebben hij zou geïdealiseerd hebben wij zouden geïdealiseerd hebben jullie zouden geïdealiseerd hebben zij zouden geïdealiseerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
idealiseer
|
| Aanvoegende wijs |
| idealisere |