NL: hyperlinken U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gehyperlinkt
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik hyperlink jij hyperlinkt hij hyperlinkt wij hyperlinken jullie hyperlinken zij hyperlinken
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gehyperlinkt jij hebt gehyperlinkt hij heeft gehyperlinkt wij hebben gehyperlinkt jullie hebben gehyperlinkt zij hebben gehyperlinkt
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik hyperlinkte jij hyperlinkte hij hyperlinkte wij hyperlinkten jullie hyperlinkten zij hyperlinkten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gehyperlinkt jij had gehyperlinkt hij had gehyperlinkt wij hadden gehyperlinkt jullie hadden gehyperlinkt zij hadden gehyperlinkt
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal hyperlinken jij zult hyperlinken hij zal hyperlinken wij zullen hyperlinken jullie zullen hyperlinken zij zullen hyperlinken
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gehyperlinkt hebben jij zult gehyperlinkt hebben hij zal gehyperlinkt hebben wij zullen gehyperlinkt hebben jullie zullen gehyperlinkt hebben zij zullen gehyperlinkt hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou hyperlinken jij zou hyperlinken hij zou hyperlinken wij zouden hyperlinken jullie zouden hyperlinken zij zouden hyperlinken
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gehyperlinkt hebben jij zou gehyperlinkt hebben hij zou gehyperlinkt hebben wij zouden gehyperlinkt hebben jullie zouden gehyperlinkt hebben zij zouden gehyperlinkt hebben
|
| Gebiedende wijs |
hyperlink
|
| Aanvoegende wijs |
| hyperlinke |