Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: husselen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gehusseld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik hussel
jij husselt
hij husselt
wij husselen
jullie husselen
zij husselen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gehusseld
jij hebt gehusseld
hij heeft gehusseld
wij hebben gehusseld
jullie hebben gehusseld
zij hebben gehusseld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik husselde
jij husselde
hij husselde
wij husselden
jullie husselden
zij husselden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gehusseld
jij had gehusseld
hij had gehusseld
wij hadden gehusseld
jullie hadden gehusseld
zij hadden gehusseld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal husselen
jij zult husselen
hij zal husselen
wij zullen husselen
jullie zullen husselen
zij zullen husselen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gehusseld hebben
jij zult gehusseld hebben
hij zal gehusseld hebben
wij zullen gehusseld hebben
jullie zullen gehusseld hebben
zij zullen gehusseld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou husselen
jij zou husselen
hij zou husselen
wij zouden husselen
jullie zouden husselen
zij zouden husselen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gehusseld hebben
jij zou gehusseld hebben
hij zou gehusseld hebben
wij zouden gehusseld hebben
jullie zouden gehusseld hebben
zij zouden gehusseld hebben

Gebiedende wijs
hussel

Aanvoegende wijs
hussele

Voorbeelden

  1. Dan kan ik dit wat door elkaar husselen.
    I want to stir this around for a minute or two.
  2. Ze rammen een schroevendraaier in je hoofd en husselen je hersens door elkaar.
    They jam a screwdriver into your head and scramble your brains.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden