Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: huizen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gehuisd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik huis
jij huist
hij huist
wij huizen
jullie huizen
zij huizen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gehuisd
jij hebt gehuisd
hij heeft gehuisd
wij hebben gehuisd
jullie hebben gehuisd
zij hebben gehuisd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik huisde
jij huisde
hij huisde
wij huisden
jullie huisden
zij huisden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gehuisd
jij had gehuisd
hij had gehuisd
wij hadden gehuisd
jullie hadden gehuisd
zij hadden gehuisd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal huizen
jij zult huizen
hij zal huizen
wij zullen huizen
jullie zullen huizen
zij zullen huizen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gehuisd hebben
jij zult gehuisd hebben
hij zal gehuisd hebben
wij zullen gehuisd hebben
jullie zullen gehuisd hebben
zij zullen gehuisd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou huizen
jij zou huizen
hij zou huizen
wij zouden huizen
jullie zouden huizen
zij zouden huizen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gehuisd hebben
jij zou gehuisd hebben
hij zou gehuisd hebben
wij zouden gehuisd hebben
jullie zouden gehuisd hebben
zij zouden gehuisd hebben

Gebiedende wijs
huis

Aanvoegende wijs
huize

Voorbeelden

  1. Een beveiligingsexpert voor huizen vermoord in zijn eigen huis?
    Guy in charge of home security killed in his own home?
  2. Die staan als een huis, huis, huis.
    They 're solid as a rock, rock, rock.
  3. Porno huis, drugs huis.
    Porn house, drug house.
  4. Huis aan huis, ja?
    Door to door, yeah?
  5. Ik had een huis in Palm Beach... een huis in San Agustín en twee huizen in Chicago.
    He / she had a house in Palm Beach another in San Agustín and two in Chicago.
  6. mijn huis is jou huis
    Mi casa es su casa.
  7. Mijn huis is uw huis.
    My house is your house.
  8. Ons huis is jouw huis.
    Our home is your home.
  9. Mijn huis is jouw huis.
    Mi casa nostra es su casa nostra
  10. Mijn huis, jouw huis toch?
    Mi casa es su casa, right?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden