NL: hoveren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gehoverd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik hover jij hovert hij hovert wij hoveren jullie hoveren zij hoveren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gehoverd jij hebt gehoverd hij heeft gehoverd wij hebben gehoverd jullie hebben gehoverd zij hebben gehoverd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik hoverde jij hoverde hij hoverde wij hoverden jullie hoverden zij hoverden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gehoverd jij had gehoverd hij had gehoverd wij hadden gehoverd jullie hadden gehoverd zij hadden gehoverd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal hoveren jij zult hoveren hij zal hoveren wij zullen hoveren jullie zullen hoveren zij zullen hoveren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gehoverd hebben jij zult gehoverd hebben hij zal gehoverd hebben wij zullen gehoverd hebben jullie zullen gehoverd hebben zij zullen gehoverd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou hoveren jij zou hoveren hij zou hoveren wij zouden hoveren jullie zouden hoveren zij zouden hoveren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gehoverd hebben jij zou gehoverd hebben hij zou gehoverd hebben wij zouden gehoverd hebben jullie zouden gehoverd hebben zij zouden gehoverd hebben
|
| Gebiedende wijs |
hover
|
| Aanvoegende wijs |
| hovere |