NL: houwen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gehouwen
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik houw jij houwt hij houwt wij houwen jullie houwen zij houwen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gehouwen jij hebt gehouwen hij heeft gehouwen wij hebben gehouwen jullie hebben gehouwen zij hebben gehouwen
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik hieuw jij hieuw hij hieuw wij hieuwen jullie hieuwen zij hieuwen
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gehouwen jij had gehouwen hij had gehouwen wij hadden gehouwen jullie hadden gehouwen zij hadden gehouwen
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal houwen jij zult houwen hij zal houwen wij zullen houwen jullie zullen houwen zij zullen houwen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gehouwen hebben jij zult gehouwen hebben hij zal gehouwen hebben wij zullen gehouwen hebben jullie zullen gehouwen hebben zij zullen gehouwen hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou houwen jij zou houwen hij zou houwen wij zouden houwen jullie zouden houwen zij zouden houwen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gehouwen hebben jij zou gehouwen hebben hij zou gehouwen hebben wij zouden gehouwen hebben jullie zouden gehouwen hebben zij zouden gehouwen hebben
|
Gebiedende wijs |
houw
|
Aanvoegende wijs |
houwe |