NL: houthakken U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
houtgehakt
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik hak hout jij hakt hout hij hakt hout wij hakken hout jullie hakken hout zij hakken hout
|
Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik houthak dat jij houthakt dat hij houthakt dat wij houthakken dat jullie houthakken dat zij houthakken
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb houtgehakt jij hebt houtgehakt hij heeft houtgehakt wij hebben houtgehakt jullie hebben houtgehakt zij hebben houtgehakt
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik hakte hout jij hakte hout hij hakte hout wij hakten hout jullie hakten hout zij hakten hout
|
Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik houthakte dat jij houthakte dat hij houthakte dat wij houthakten dat jullie houthakten dat zij houthakten
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had houtgehakt jij had houtgehakt hij had houtgehakt wij hadden houtgehakt jullie hadden houtgehakt zij hadden houtgehakt
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal houthakken jij zult houthakken hij zal houthakken wij zullen houthakken jullie zullen houthakken zij zullen houthakken
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal houtgehakt hebben jij zult houtgehakt hebben hij zal houtgehakt hebben wij zullen houtgehakt hebben jullie zullen houtgehakt hebben zij zullen houtgehakt hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou houthakken jij zou houthakken hij zou houthakken wij zouden houthakken jullie zouden houthakken zij zouden houthakken
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou houtgehakt hebben jij zou houtgehakt hebben hij zou houtgehakt hebben wij zouden houtgehakt hebben jullie zouden houtgehakt hebben zij zouden houtgehakt hebben
|
Gebiedende wijs |
hak hout
|
Aanvoegende wijs |
houthakke |