NL: housen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gehouset
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik house jij houset hij houset wij housen jullie housen zij housen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gehouset jij hebt gehouset hij heeft gehouset wij hebben gehouset jullie hebben gehouset zij hebben gehouset
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik housete jij housete hij housete wij houseten jullie houseten zij houseten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gehouset jij had gehouset hij had gehouset wij hadden gehouset jullie hadden gehouset zij hadden gehouset
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal housen jij zult housen hij zal housen wij zullen housen jullie zullen housen zij zullen housen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gehouset hebben jij zult gehouset hebben hij zal gehouset hebben wij zullen gehouset hebben jullie zullen gehouset hebben zij zullen gehouset hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou housen jij zou housen hij zou housen wij zouden housen jullie zouden housen zij zouden housen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gehouset hebben jij zou gehouset hebben hij zou gehouset hebben wij zouden gehouset hebben jullie zouden gehouset hebben zij zouden gehouset hebben
|
| Gebiedende wijs |
house
|
| Aanvoegende wijs |
| house |