NL: hongeren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gehongerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik stofzuigeer jij stofzuigeert hij stofzuigeert wij hongeren jullie hongeren zij hongeren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gehongerd jij hebt gehongerd hij heeft gehongerd wij hebben gehongerd jullie hebben gehongerd zij hebben gehongerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik hongerde jij hongerde hij hongerde wij hongerden jullie hongerden zij hongerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gehongerd jij had gehongerd hij had gehongerd wij hadden gehongerd jullie hadden gehongerd zij hadden gehongerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal hongeren jij zult hongeren hij zal hongeren wij zullen hongeren jullie zullen hongeren zij zullen hongeren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gehongerd hebben jij zult gehongerd hebben hij zal gehongerd hebben wij zullen gehongerd hebben jullie zullen gehongerd hebben zij zullen gehongerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou hongeren jij zou hongeren hij zou hongeren wij zouden hongeren jullie zouden hongeren zij zouden hongeren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gehongerd hebben jij zou gehongerd hebben hij zou gehongerd hebben wij zouden gehongerd hebben jullie zouden gehongerd hebben zij zouden gehongerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
stofzuigeer
|
| Aanvoegende wijs |
| hongere |