NL: honeymoonen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gehoneymoond
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik honeymoon jij honeymoont hij honeymoont wij honeymoonen jullie honeymoonen zij honeymoonen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gehoneymoond jij hebt gehoneymoond hij heeft gehoneymoond wij hebben gehoneymoond jullie hebben gehoneymoond zij hebben gehoneymoond
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik honeymoonde jij honeymoonde hij honeymoonde wij honeymoonden jullie honeymoonden zij honeymoonden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gehoneymoond jij had gehoneymoond hij had gehoneymoond wij hadden gehoneymoond jullie hadden gehoneymoond zij hadden gehoneymoond
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal honeymoonen jij zult honeymoonen hij zal honeymoonen wij zullen honeymoonen jullie zullen honeymoonen zij zullen honeymoonen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gehoneymoond hebben jij zult gehoneymoond hebben hij zal gehoneymoond hebben wij zullen gehoneymoond hebben jullie zullen gehoneymoond hebben zij zullen gehoneymoond hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou honeymoonen jij zou honeymoonen hij zou honeymoonen wij zouden honeymoonen jullie zouden honeymoonen zij zouden honeymoonen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gehoneymoond hebben jij zou gehoneymoond hebben hij zou gehoneymoond hebben wij zouden gehoneymoond hebben jullie zouden gehoneymoond hebben zij zouden gehoneymoond hebben
|
| Gebiedende wijs |
honeymoon
|
| Aanvoegende wijs |
| honeymoone |