NL: honen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gehoond
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik hoon jij hoont hij hoont wij honen jullie honen zij honen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gehoond jij hebt gehoond hij heeft gehoond wij hebben gehoond jullie hebben gehoond zij hebben gehoond
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik hoonde jij hoonde hij hoonde wij hoonden jullie hoonden zij hoonden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gehoond jij had gehoond hij had gehoond wij hadden gehoond jullie hadden gehoond zij hadden gehoond
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal honen jij zult honen hij zal honen wij zullen honen jullie zullen honen zij zullen honen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gehoond hebben jij zult gehoond hebben hij zal gehoond hebben wij zullen gehoond hebben jullie zullen gehoond hebben zij zullen gehoond hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou honen jij zou honen hij zou honen wij zouden honen jullie zouden honen zij zouden honen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gehoond hebben jij zou gehoond hebben hij zou gehoond hebben wij zouden gehoond hebben jullie zouden gehoond hebben zij zouden gehoond hebben
|
Gebiedende wijs |
hoon
|
Aanvoegende wijs |
hone |