Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: hockeyen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gehockeyd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik hockey
jij hockeyt
hij hockeyt
wij hockeyen
jullie hockeyen
zij hockeyen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gehockeyd
jij hebt gehockeyd
hij heeft gehockeyd
wij hebben gehockeyd
jullie hebben gehockeyd
zij hebben gehockeyd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik hockeyde
jij hockeyde
hij hockeyde
wij hockeyden
jullie hockeyden
zij hockeyden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gehockeyd
jij had gehockeyd
hij had gehockeyd
wij hadden gehockeyd
jullie hadden gehockeyd
zij hadden gehockeyd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal hockeyen
jij zult hockeyen
hij zal hockeyen
wij zullen hockeyen
jullie zullen hockeyen
zij zullen hockeyen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gehockeyd hebben
jij zult gehockeyd hebben
hij zal gehockeyd hebben
wij zullen gehockeyd hebben
jullie zullen gehockeyd hebben
zij zullen gehockeyd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou hockeyen
jij zou hockeyen
hij zou hockeyen
wij zouden hockeyen
jullie zouden hockeyen
zij zouden hockeyen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gehockeyd hebben
jij zou gehockeyd hebben
hij zou gehockeyd hebben
wij zouden gehockeyd hebben
jullie zouden gehockeyd hebben
zij zouden gehockeyd hebben

Gebiedende wijs
hockey

Aanvoegende wijs
hockeye

Voorbeelden

  1. Ik speelde hockey.
    I played field hockey.
  2. Hockey en vechten.
    Hockey and fighting.
  3. Hij speelde hockey.
    He played hockey.
  4. Football en hockey.
    Football and hockey.
  5. Hemelse hockey, sportfans.
    Holy hockey, sports fans.
  6. Wat is dit, hockey?
    What is this, hockey?
  7. Je klaagt hockey aan?
    You 're suing hockey?
  8. Hou je van hockey?
    Do you like hockey?
  9. Hebben ze hier hockey?
    They have hockey here?
  10. Ik wil hockey spelen.
    I wanna play hockey.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden