NL: hobbyen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gehobbyd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik hobby jij hobbyt hij hobbyt wij hobbyen jullie hobbyen zij hobbyen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gehobbyd jij hebt gehobbyd hij heeft gehobbyd wij hebben gehobbyd jullie hebben gehobbyd zij hebben gehobbyd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik hobbyde jij hobbyde hij hobbyde wij hobbyden jullie hobbyden zij hobbyden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gehobbyd jij had gehobbyd hij had gehobbyd wij hadden gehobbyd jullie hadden gehobbyd zij hadden gehobbyd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal hobbyen jij zult hobbyen hij zal hobbyen wij zullen hobbyen jullie zullen hobbyen zij zullen hobbyen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gehobbyd hebben jij zult gehobbyd hebben hij zal gehobbyd hebben wij zullen gehobbyd hebben jullie zullen gehobbyd hebben zij zullen gehobbyd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou hobbyen jij zou hobbyen hij zou hobbyen wij zouden hobbyen jullie zouden hobbyen zij zouden hobbyen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gehobbyd hebben jij zou gehobbyd hebben hij zou gehobbyd hebben wij zouden gehobbyd hebben jullie zouden gehobbyd hebben zij zouden gehobbyd hebben
|
| Gebiedende wijs |
hobby
|
| Aanvoegende wijs |
| hobbye |