Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: hobbelen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gehobbeld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik hobbel
jij hobbelt
hij hobbelt
wij hobbelen
jullie hobbelen
zij hobbelen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gehobbeld
jij hebt gehobbeld
hij heeft gehobbeld
wij hebben gehobbeld
jullie hebben gehobbeld
zij hebben gehobbeld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik hobbelde
jij hobbelde
hij hobbelde
wij hobbelden
jullie hobbelden
zij hobbelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gehobbeld
jij had gehobbeld
hij had gehobbeld
wij hadden gehobbeld
jullie hadden gehobbeld
zij hadden gehobbeld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal hobbelen
jij zult hobbelen
hij zal hobbelen
wij zullen hobbelen
jullie zullen hobbelen
zij zullen hobbelen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gehobbeld hebben
jij zult gehobbeld hebben
hij zal gehobbeld hebben
wij zullen gehobbeld hebben
jullie zullen gehobbeld hebben
zij zullen gehobbeld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou hobbelen
jij zou hobbelen
hij zou hobbelen
wij zouden hobbelen
jullie zouden hobbelen
zij zouden hobbelen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gehobbeld hebben
jij zou gehobbeld hebben
hij zou gehobbeld hebben
wij zouden gehobbeld hebben
jullie zouden gehobbeld hebben
zij zouden gehobbeld hebben

Gebiedende wijs
hobbel

Aanvoegende wijs
hobbele

Voorbeelden

  1. Er was een hobbel.
    There was a bump!
  2. Een kleine hobbel op...
    Small mole on my...
  3. Het lijkt wel een hobbel.
    It 's kinda like a bump.
  4. Dit is gewoon' n hobbel.
    This is just a speed bump!
  5. Als er geen hobbel was?
    What if there was no bump?
  6. Maar er zat een kleine hobbel in de weg, Een hobbel genaamd Seymour!
    But there was a bump in the road.... A bump named seymour!
  7. Jij ziet alleen de volgende hobbel.
    You see only around the next curve in the road.
  8. Ik hobbel naar de kassa' s.
    I push my trolley to the tills.
  9. Die hobbel nemen we dan wel.
    We 'll cross that bridge if we have to.
  10. We hadden een hobbel op de weg.
    We simply hit a bump in the road.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden