Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: hippelen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gehippeld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik hippel
jij hippelt
hij hippelt
wij hippelen
jullie hippelen
zij hippelen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gehippeld
jij hebt gehippeld
hij heeft gehippeld
wij hebben gehippeld
jullie hebben gehippeld
zij hebben gehippeld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik hippelde
jij hippelde
hij hippelde
wij hippelden
jullie hippelden
zij hippelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gehippeld
jij had gehippeld
hij had gehippeld
wij hadden gehippeld
jullie hadden gehippeld
zij hadden gehippeld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal hippelen
jij zult hippelen
hij zal hippelen
wij zullen hippelen
jullie zullen hippelen
zij zullen hippelen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gehippeld hebben
jij zult gehippeld hebben
hij zal gehippeld hebben
wij zullen gehippeld hebben
jullie zullen gehippeld hebben
zij zullen gehippeld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou hippelen
jij zou hippelen
hij zou hippelen
wij zouden hippelen
jullie zouden hippelen
zij zouden hippelen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gehippeld hebben
jij zou gehippeld hebben
hij zou gehippeld hebben
wij zouden gehippeld hebben
jullie zouden gehippeld hebben
zij zouden gehippeld hebben

Gebiedende wijs
hippel

Aanvoegende wijs
hippele

Voorbeelden

  1. Deze jonge man heeft een ziekte genaamd von Hippel-Lindau.
    This young man has a disease called von Hippel-Lindau.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden