NL: hiphoppen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gehiphopt
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik hiphop jij hiphopt hij hiphopt wij hiphoppen jullie hiphoppen zij hiphoppen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gehiphopt jij hebt gehiphopt hij heeft gehiphopt wij hebben gehiphopt jullie hebben gehiphopt zij hebben gehiphopt
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik hiphopte jij hiphopte hij hiphopte wij hiphopten jullie hiphopten zij hiphopten
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gehiphopt jij had gehiphopt hij had gehiphopt wij hadden gehiphopt jullie hadden gehiphopt zij hadden gehiphopt
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal hiphoppen jij zult hiphoppen hij zal hiphoppen wij zullen hiphoppen jullie zullen hiphoppen zij zullen hiphoppen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gehiphopt hebben jij zult gehiphopt hebben hij zal gehiphopt hebben wij zullen gehiphopt hebben jullie zullen gehiphopt hebben zij zullen gehiphopt hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou hiphoppen jij zou hiphoppen hij zou hiphoppen wij zouden hiphoppen jullie zouden hiphoppen zij zouden hiphoppen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gehiphopt hebben jij zou gehiphopt hebben hij zou gehiphopt hebben wij zouden gehiphopt hebben jullie zouden gehiphopt hebben zij zouden gehiphopt hebben
|
Gebiedende wijs |
hiphop
|
Aanvoegende wijs |
hiphoppe |