Voorbeelden

1. Ich kann darüber hinwegsehen.
   Dat kan ik negeren.
2. Wir können darüber hinwegsehen.
   We zien het door de vingers.
3. Er hätte darüber hinwegsehen sollen.
   Hij had daar voorbij moeten kijken.
4. Wie könnt Ihr darüber hinwegsehen?
   Hoe kun je je daarvoor afsluiten?
5. Uber die Tempouberschreitung konnen wir hinwegsehen.
   De overdreven snelheid vergeten we.
6. Und noch über viel mehr hinwegsehen.
   En nog meer die ik kan negeren.
7. Im Gegenteil, wir werden darüber hinwegsehen müssen.
   Als er iets is, gaan we zijn verleden bekijken.
8. Sie werden darüber hinwegsehen... und uns den Gefallen mit der Kriegsbeute erweisen.
   Ze zullen er voorbij kijken en ons de oorlogsbuit geven.
9. Anders als ich kann er nicht über die Herkunft Ihrer Mutter hinwegsehen.
   Hij kan niet de oorsprong van je moeder over het hoofd als ik.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden