NL: herzien U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
herzien
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik herzie jij herziet hij herziet wij herzien jullie herzien zij herzien
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb herzien jij hebt herzien hij heeft herzien wij hebben herzien jullie hebben herzien zij hebben herzien
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik herzag jij herzag hij herzag wij herzagen jullie herzagen zij herzagen
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had herzien jij had herzien hij had herzien wij hadden herzien jullie hadden herzien zij hadden herzien
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal herzien jij zult herzien hij zal herzien wij zullen herzien jullie zullen herzien zij zullen herzien
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal herzien hebben jij zult herzien hebben hij zal herzien hebben wij zullen herzien hebben jullie zullen herzien hebben zij zullen herzien hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou herzien jij zou herzien hij zou herzien wij zouden herzien jullie zouden herzien zij zouden herzien
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou herzien hebben jij zou herzien hebben hij zou herzien hebben wij zouden herzien hebben jullie zouden herzien hebben zij zouden herzien hebben
|
| Gebiedende wijs |
herzie
|
| Aanvoegende wijs |
| herzie |