NL: herverzekeren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
herverzekerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik herverzeker jij herverzekert hij herverzekert wij herverzekeren jullie herverzekeren zij herverzekeren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb herverzekerd jij hebt herverzekerd hij heeft herverzekerd wij hebben herverzekerd jullie hebben herverzekerd zij hebben herverzekerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik herverzekerde jij herverzekerde hij herverzekerde wij herverzekerden jullie herverzekerden zij herverzekerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had herverzekerd jij had herverzekerd hij had herverzekerd wij hadden herverzekerd jullie hadden herverzekerd zij hadden herverzekerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal herverzekeren jij zult herverzekeren hij zal herverzekeren wij zullen herverzekeren jullie zullen herverzekeren zij zullen herverzekeren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal herverzekerd hebben jij zult herverzekerd hebben hij zal herverzekerd hebben wij zullen herverzekerd hebben jullie zullen herverzekerd hebben zij zullen herverzekerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou herverzekeren jij zou herverzekeren hij zou herverzekeren wij zouden herverzekeren jullie zouden herverzekeren zij zouden herverzekeren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou herverzekerd hebben jij zou herverzekerd hebben hij zou herverzekerd hebben wij zouden herverzekerd hebben jullie zouden herverzekerd hebben zij zouden herverzekerd hebben
|
Gebiedende wijs |
herverzeker
|
Aanvoegende wijs |
herverzekere |