Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: hertrouwen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
hertrouwd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik hertrouw
jij hertrouwt
hij hertrouwt
wij hertrouwen
jullie hertrouwen
zij hertrouwen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb hertrouwd
jij hebt hertrouwd
hij heeft hertrouwd
wij hebben hertrouwd
jullie hebben hertrouwd
zij hebben hertrouwd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik hertrouwde
jij hertrouwde
hij hertrouwde
wij hertrouwden
jullie hertrouwden
zij hertrouwden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had hertrouwd
jij had hertrouwd
hij had hertrouwd
wij hadden hertrouwd
jullie hadden hertrouwd
zij hadden hertrouwd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal hertrouwen
jij zult hertrouwen
hij zal hertrouwen
wij zullen hertrouwen
jullie zullen hertrouwen
zij zullen hertrouwen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal hertrouwd hebben
jij zult hertrouwd hebben
hij zal hertrouwd hebben
wij zullen hertrouwd hebben
jullie zullen hertrouwd hebben
zij zullen hertrouwd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou hertrouwen
jij zou hertrouwen
hij zou hertrouwen
wij zouden hertrouwen
jullie zouden hertrouwen
zij zouden hertrouwen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou hertrouwd hebben
jij zou hertrouwd hebben
hij zou hertrouwd hebben
wij zouden hertrouwd hebben
jullie zouden hertrouwd hebben
zij zouden hertrouwd hebben

Gebiedende wijs
hertrouw

Aanvoegende wijs
hertrouwe

Voorbeelden

  1. oh, je bedoeld voor je vreemde hertrouw
    oh, you mean to your weird re-wedding
  2. Waarom hertrouw je met mijn vader niet?
    What about marrying my father again?
  3. Hertrouw met me in' t bijzijn van onze vrienden en familie.
    Marry me again in front of all our friends and our family.
  4. We gaan hertrouwen.
    We 're getting remarried.
  5. Mamma gaat hertrouwen.
    Mom 's getting remarried.
  6. We konden hertrouwen.
    We could marry there.
  7. Om te hertrouwen?
    Getting remarried?
  8. Nick gaat hertrouwen vanavond.
    Nick is getting remarried tonight.
  9. Ik ga morgen hertrouwen.
    I 'm getting remarried tomorrow.
  10. Eén van ons kan hertrouwen.
    One of us could remarry.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden