NL: heropenen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
heropend
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik heropen jij heropent hij heropent wij heropenen jullie heropenen zij heropenen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb heropend jij hebt heropend hij heeft heropend wij hebben heropend jullie hebben heropend zij hebben heropend
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik heropende jij heropende hij heropende wij heropenden jullie heropenden zij heropenden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had heropend jij had heropend hij had heropend wij hadden heropend jullie hadden heropend zij hadden heropend
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal heropenen jij zult heropenen hij zal heropenen wij zullen heropenen jullie zullen heropenen zij zullen heropenen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal heropend hebben jij zult heropend hebben hij zal heropend hebben wij zullen heropend hebben jullie zullen heropend hebben zij zullen heropend hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou heropenen jij zou heropenen hij zou heropenen wij zouden heropenen jullie zouden heropenen zij zouden heropenen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou heropend hebben jij zou heropend hebben hij zou heropend hebben wij zouden heropend hebben jullie zouden heropend hebben zij zouden heropend hebben
|
| Gebiedende wijs |
heropen
|
| Aanvoegende wijs |
| heropene |