NL: herkauwen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
herkauwd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik herkauw jij herkauwt hij herkauwt wij herkauwen jullie herkauwen zij herkauwen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb herkauwd jij hebt herkauwd hij heeft herkauwd wij hebben herkauwd jullie hebben herkauwd zij hebben herkauwd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik herkauwde jij herkauwde hij herkauwde wij herkauwden jullie herkauwden zij herkauwden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had herkauwd jij had herkauwd hij had herkauwd wij hadden herkauwd jullie hadden herkauwd zij hadden herkauwd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal herkauwen jij zult herkauwen hij zal herkauwen wij zullen herkauwen jullie zullen herkauwen zij zullen herkauwen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal herkauwd hebben jij zult herkauwd hebben hij zal herkauwd hebben wij zullen herkauwd hebben jullie zullen herkauwd hebben zij zullen herkauwd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou herkauwen jij zou herkauwen hij zou herkauwen wij zouden herkauwen jullie zouden herkauwen zij zouden herkauwen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou herkauwd hebben jij zou herkauwd hebben hij zou herkauwd hebben wij zouden herkauwd hebben jullie zouden herkauwd hebben zij zouden herkauwd hebben
|
| Gebiedende wijs |
herkauw
|
| Aanvoegende wijs |
| herkauwe |