NL: herenigen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
herenigd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik herenig jij herenigt hij herenigt wij herenigen jullie herenigen zij herenigen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb herenigd jij hebt herenigd hij heeft herenigd wij hebben herenigd jullie hebben herenigd zij hebben herenigd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik herenigde jij herenigde hij herenigde wij herenigden jullie herenigden zij herenigden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had herenigd jij had herenigd hij had herenigd wij hadden herenigd jullie hadden herenigd zij hadden herenigd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal herenigen jij zult herenigen hij zal herenigen wij zullen herenigen jullie zullen herenigen zij zullen herenigen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal herenigd hebben jij zult herenigd hebben hij zal herenigd hebben wij zullen herenigd hebben jullie zullen herenigd hebben zij zullen herenigd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou herenigen jij zou herenigen hij zou herenigen wij zouden herenigen jullie zouden herenigen zij zouden herenigen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou herenigd hebben jij zou herenigd hebben hij zou herenigd hebben wij zouden herenigd hebben jullie zouden herenigd hebben zij zouden herenigd hebben
|
| Gebiedende wijs |
herenig
|
| Aanvoegende wijs |
| herenige |