NL: herdopen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
herdoopt
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik herdoop jij herdoopt hij herdoopt wij herdopen jullie herdopen zij herdopen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb herdoopt jij hebt herdoopt hij heeft herdoopt wij hebben herdoopt jullie hebben herdoopt zij hebben herdoopt
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik herdoopte jij herdoopte hij herdoopte wij herdoopten jullie herdoopten zij herdoopten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had herdoopt jij had herdoopt hij had herdoopt wij hadden herdoopt jullie hadden herdoopt zij hadden herdoopt
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal herdopen jij zult herdopen hij zal herdopen wij zullen herdopen jullie zullen herdopen zij zullen herdopen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal herdoopt hebben jij zult herdoopt hebben hij zal herdoopt hebben wij zullen herdoopt hebben jullie zullen herdoopt hebben zij zullen herdoopt hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou herdopen jij zou herdopen hij zou herdopen wij zouden herdopen jullie zouden herdopen zij zouden herdopen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou herdoopt hebben jij zou herdoopt hebben hij zou herdoopt hebben wij zouden herdoopt hebben jullie zouden herdoopt hebben zij zouden herdoopt hebben
|
| Gebiedende wijs |
herdoop
|
| Aanvoegende wijs |
| herdope |