NL: herdoen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
herdaan
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik herdoe jij herdoet hij herdoet wij herdoen jullie herdoen zij herdoen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb herdaan jij hebt herdaan hij heeft herdaan wij hebben herdaan jullie hebben herdaan zij hebben herdaan
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik herdeed jij herdeed hij herdeed wij herdeden jullie herdeden zij herdeden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had herdaan jij had herdaan hij had herdaan wij hadden herdaan jullie hadden herdaan zij hadden herdaan
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal herdoen jij zult herdoen hij zal herdoen wij zullen herdoen jullie zullen herdoen zij zullen herdoen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal herdaan hebben jij zult herdaan hebben hij zal herdaan hebben wij zullen herdaan hebben jullie zullen herdaan hebben zij zullen herdaan hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou herdoen jij zou herdoen hij zou herdoen wij zouden herdoen jullie zouden herdoen zij zouden herdoen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou herdaan hebben jij zou herdaan hebben hij zou herdaan hebben wij zouden herdaan hebben jullie zouden herdaan hebben zij zouden herdaan hebben
|
| Gebiedende wijs |
herdoe
|
| Aanvoegende wijs |
| herdoe |