Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: hekelen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gehekeld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik hekel
jij hekelt
hij hekelt
wij hekelen
jullie hekelen
zij hekelen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gehekeld
jij hebt gehekeld
hij heeft gehekeld
wij hebben gehekeld
jullie hebben gehekeld
zij hebben gehekeld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik hekelde
jij hekelde
hij hekelde
wij hekelden
jullie hekelden
zij hekelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gehekeld
jij had gehekeld
hij had gehekeld
wij hadden gehekeld
jullie hadden gehekeld
zij hadden gehekeld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal hekelen
jij zult hekelen
hij zal hekelen
wij zullen hekelen
jullie zullen hekelen
zij zullen hekelen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gehekeld hebben
jij zult gehekeld hebben
hij zal gehekeld hebben
wij zullen gehekeld hebben
jullie zullen gehekeld hebben
zij zullen gehekeld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou hekelen
jij zou hekelen
hij zou hekelen
wij zouden hekelen
jullie zouden hekelen
zij zouden hekelen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gehekeld hebben
jij zou gehekeld hebben
hij zou gehekeld hebben
wij zouden gehekeld hebben
jullie zouden gehekeld hebben
zij zouden gehekeld hebben

Gebiedende wijs
hekel

Aanvoegende wijs
hekele

Voorbeelden

  1. Waarom een hekel hebben?
    Hate you for what?
  2. Echt een gloeiende hekel.
    I mean Marmite hate.
  3. Een hekel aan regelmaat?
    Aversion to consistency? Mm-hm.
  4. Niet echt een hekel.
    I don 't hate it exactly.
  5. Had een hekel aan verliezen.
    Didn 't like losing.
  6. een hekel aan Amerika had.
    into not liking America.
  7. Ik hekel die uitspraak, Edelachtbare.
    I resent that statement, Your Honor!
  8. Ik hekel enkel jouw gedrag.
    What I don 't like is your attitude.
  9. Ze heeft een hekel aan me.
    She can 't stand me.
  10. Je had een hekel aan haar.
    You hated her guts.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden