NL: hashtaggen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gehashtagd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik hashtag jij hashtagt hij hashtagt wij hashtaggen jullie hashtaggen zij hashtaggen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gehashtagd jij hebt gehashtagd hij heeft gehashtagd wij hebben gehashtagd jullie hebben gehashtagd zij hebben gehashtagd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik hashtagde jij hashtagde hij hashtagde wij hashtagden jullie hashtagden zij hashtagden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gehashtagd jij had gehashtagd hij had gehashtagd wij hadden gehashtagd jullie hadden gehashtagd zij hadden gehashtagd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal hashtaggen jij zult hashtaggen hij zal hashtaggen wij zullen hashtaggen jullie zullen hashtaggen zij zullen hashtaggen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gehashtagd hebben jij zult gehashtagd hebben hij zal gehashtagd hebben wij zullen gehashtagd hebben jullie zullen gehashtagd hebben zij zullen gehashtagd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou hashtaggen jij zou hashtaggen hij zou hashtaggen wij zouden hashtaggen jullie zouden hashtaggen zij zouden hashtaggen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gehashtagd hebben jij zou gehashtagd hebben hij zou gehashtagd hebben wij zouden gehashtagd hebben jullie zouden gehashtagd hebben zij zouden gehashtagd hebben
|
| Gebiedende wijs |
hashtag
|
| Aanvoegende wijs |
| hashtagge |