1. MWB
  2. Werkwoord vervoegen
  3. harp

Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

EN: to harp    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Gerund
harping

Present simple (ott)
I harp
you harp
he harps
we harp
you harp
they harp

Present perfect (vtt)
I have harped
you have harped
he has harped
we have harped
you have harped
they have harped

Past Simple (ovt)
I harped
you harped
he harped
we harped
you harped
they harped

Past perfect (vvt)
I had harped
you had harped
he had harped
we had harped
you had harped
they had harped

Present future (ottt)
I will harp
you will harp
he will harp
we will harp
you will harp
they will harp

Present future perfect (vttt)
I will have harped
you will have harped
he will have harped
we will have harped
you will have harped
they will have harped

Past future (ovtt)
I would harp
you would harp
he would harp
we would harp
you would harp
they would harp

Past future perfect (vvtt)
I would have harped
you would have harped
he would have harped
we would have harped
you would have harped
they would have harped


Voorbeelden

  1. harp
    harp
  2. Appreciate it, harp.
    Hartelijk bedankt, Harp.
  3. Mac... Some harp name.
    Mac... een soort harp naam.
  4. Harp is a madman.
    Harp is krankzinnig.
  5. Harp seals breed here.
    Zadelrobben jongen hier.
  6. Put down the harp!
    Zet die harp neer.
  7. Sounds like a harp?
    Klinkt als een harp.
  8. I wanna practice my harp.
    Ik wil oefenen op mijn harp.
  9. She was always a harp.
    Ze was niet altijd een harp.
  10. Harp is nothing to me.
    Harp betekent niks voor me.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden



Vaakst vervoegd

Hier zie je een overzicht van de 30 vaakst vervoegde werkwoorden voor de vijf talen die we op mijnwoordenboek gebruiken.

Nederlandse werkwoorden

willen verdienen worden zijn vinden bedoelen kunnen houden hebben meten vermelden vertellen varen gelden beantwoorden zeggen bestellen begeleiden updaten reizen bereiden leiden plannen gaan verwijderen stelen bidden besteden denken bellen

Franse werkwoorden

être avoir aller faire pouvoir vouloir venir devoir voir prendre savoir partir connaître recevoir dire mettre finir lire boire choisir envoyer sortir falloir dormir écrire appeler croire manger devenir vivre

Duitse werkwoorden

sein werden haben können mögen gehen wollen müssen essen finden sehen stressen lesen dürfen fahren misten sollen kommen nehmen tun machen geben sprechen lassen helfen laufen arbeiten wohnen schlafen halten

Spaanse werkwoorden

ser sentir tener hacer ver teñir ir estar servir haber poder mentir querer dar fuir saber decir hablar salir empezar volver comer seguir vivir gustar pedir encontrar grillarse latir pensar llamar conocer preferir jugar llegar

Engelse werkwoorden

send read be have spend choose go lead mean hear teach lie think see quit can do build meet take say get run fall fair buy put eat lay make learn wear begin barbecue will give find want know drink work write try