NL: harmoniseren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geharmoniseerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik harmoniseer jij harmoniseert hij harmoniseert wij harmoniseren jullie harmoniseren zij harmoniseren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geharmoniseerd jij hebt geharmoniseerd hij heeft geharmoniseerd wij hebben geharmoniseerd jullie hebben geharmoniseerd zij hebben geharmoniseerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik harmoniseerde jij harmoniseerde hij harmoniseerde wij harmoniseerden jullie harmoniseerden zij harmoniseerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geharmoniseerd jij had geharmoniseerd hij had geharmoniseerd wij hadden geharmoniseerd jullie hadden geharmoniseerd zij hadden geharmoniseerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal harmoniseren jij zult harmoniseren hij zal harmoniseren wij zullen harmoniseren jullie zullen harmoniseren zij zullen harmoniseren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geharmoniseerd hebben jij zult geharmoniseerd hebben hij zal geharmoniseerd hebben wij zullen geharmoniseerd hebben jullie zullen geharmoniseerd hebben zij zullen geharmoniseerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou harmoniseren jij zou harmoniseren hij zou harmoniseren wij zouden harmoniseren jullie zouden harmoniseren zij zouden harmoniseren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geharmoniseerd hebben jij zou geharmoniseerd hebben hij zou geharmoniseerd hebben wij zouden geharmoniseerd hebben jullie zouden geharmoniseerd hebben zij zouden geharmoniseerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
harmoniseer
|
| Aanvoegende wijs |
| harmonisere |