Voorbeelden

1. A harlot is a harlot.
   Een hoer is een hoer.
2. You 're the Devil 's Harlot!
   Een duivelse hoer!
3. You vile, pernicious, disgusting little harlot.
   Jij gemene, verderfelijke, walgelijke snol.
4. I saw nothing but a... cheap harlot.
   Ik zag alleen maar een goedkope del.
5. He lives next door to a harlot!
   Hij woont naast een slet.
6. He 's a married man, you harlot!
   Hij is getrouwd, jij sloerie.
7. There is nothing worse than a harlot turned respectable.
   Er is niets ergers dan een niemendal die respectabel wordt.
8. Vacationing with your harlot is where I draw the line.
   Vakantie met je hoer is waar ik de lijn trekken.
9. You 'll find him in town, at the Rat And Harlot, most like.
   Je vindt hem in de stad, in de Rat And Harlot, waarschijnlijk.
10. That 's what you get for being a harlot, thank you very much.
    Dat is wat je krijgt als je een slet bent. Hartelijk bedankt.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden