NL: hardsellen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gehardselld
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik hardsell jij hardsellt hij hardsellt wij hardsellen jullie hardsellen zij hardsellen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gehardselld jij hebt gehardselld hij heeft gehardselld wij hebben gehardselld jullie hebben gehardselld zij hebben gehardselld
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik hardsellde jij hardsellde hij hardsellde wij hardsellden jullie hardsellden zij hardsellden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gehardselld jij had gehardselld hij had gehardselld wij hadden gehardselld jullie hadden gehardselld zij hadden gehardselld
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal hardsellen jij zult hardsellen hij zal hardsellen wij zullen hardsellen jullie zullen hardsellen zij zullen hardsellen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gehardselld hebben jij zult gehardselld hebben hij zal gehardselld hebben wij zullen gehardselld hebben jullie zullen gehardselld hebben zij zullen gehardselld hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou hardsellen jij zou hardsellen hij zou hardsellen wij zouden hardsellen jullie zouden hardsellen zij zouden hardsellen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gehardselld hebben jij zou gehardselld hebben hij zou gehardselld hebben wij zouden gehardselld hebben jullie zouden gehardselld hebben zij zouden gehardselld hebben
|
Gebiedende wijs |
hardsell
|
Aanvoegende wijs |
hardselle |