Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: halveren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gehalveerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik halveer
jij halveert
hij halveert
wij halveren
jullie halveren
zij halveren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gehalveerd
jij hebt gehalveerd
hij heeft gehalveerd
wij hebben gehalveerd
jullie hebben gehalveerd
zij hebben gehalveerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik halveerde
jij halveerde
hij halveerde
wij halveerden
jullie halveerden
zij halveerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gehalveerd
jij had gehalveerd
hij had gehalveerd
wij hadden gehalveerd
jullie hadden gehalveerd
zij hadden gehalveerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal halveren
jij zult halveren
hij zal halveren
wij zullen halveren
jullie zullen halveren
zij zullen halveren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gehalveerd hebben
jij zult gehalveerd hebben
hij zal gehalveerd hebben
wij zullen gehalveerd hebben
jullie zullen gehalveerd hebben
zij zullen gehalveerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou halveren
jij zou halveren
hij zou halveren
wij zouden halveren
jullie zouden halveren
zij zouden halveren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gehalveerd hebben
jij zou gehalveerd hebben
hij zou gehalveerd hebben
wij zouden gehalveerd hebben
jullie zouden gehalveerd hebben
zij zouden gehalveerd hebben

Gebiedende wijs
halveer

Aanvoegende wijs
halvere

Voorbeelden

  1. Halveer de rantsoenen.
    Cut the rations in half.
  2. Halveer zijn schuld.
    Cut his vig in half.
  3. Nu halveer ik je salaris. We hebben genoeg gezien.
    Principal Sylvester, we 've seen enough.
  4. Als je iets neemt dat die heks je geeft, halveer je de dosis.
    You know if you take anything this witch gives you, you halve the dose.
  5. Ik halveer drie maanden als ze me helpen het witte huis in orde brengen.
    I 'll take half for 3 months if they help me work on the white house.
  6. Ik kan die tijd halveren.
    I can cut that time in half.
  7. Ik ga de dosering halveren.
    I 'm gonna half the dose.
  8. Mogelijk kunnen we de kindersterfte halveren rond 2150.
    We might halve the death rate for children under five by 2150.
  9. En als we de voedselporties nog eens halveren?
    What if we cut the food rations in half again?
  10. We kunnen de tijd die hij nog heeft halveren.
    We could cut whatever time he has left in half.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden