Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: hallucineren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gehallucineerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik hallucineer
jij hallucineert
hij hallucineert
wij hallucineren
jullie hallucineren
zij hallucineren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gehallucineerd
jij hebt gehallucineerd
hij heeft gehallucineerd
wij hebben gehallucineerd
jullie hebben gehallucineerd
zij hebben gehallucineerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik hallucineerde
jij hallucineerde
hij hallucineerde
wij hallucineerden
jullie hallucineerden
zij hallucineerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gehallucineerd
jij had gehallucineerd
hij had gehallucineerd
wij hadden gehallucineerd
jullie hadden gehallucineerd
zij hadden gehallucineerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal hallucineren
jij zult hallucineren
hij zal hallucineren
wij zullen hallucineren
jullie zullen hallucineren
zij zullen hallucineren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gehallucineerd hebben
jij zult gehallucineerd hebben
hij zal gehallucineerd hebben
wij zullen gehallucineerd hebben
jullie zullen gehallucineerd hebben
zij zullen gehallucineerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou hallucineren
jij zou hallucineren
hij zou hallucineren
wij zouden hallucineren
jullie zouden hallucineren
zij zouden hallucineren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gehallucineerd hebben
jij zou gehallucineerd hebben
hij zou gehallucineerd hebben
wij zouden gehallucineerd hebben
jullie zouden gehallucineerd hebben
zij zouden gehallucineerd hebben

Gebiedende wijs
hallucineer

Aanvoegende wijs
hallucinere

Voorbeelden

  1. Ik hallucineer niet.
    I 'm not hallucinating
  2. Nu hallucineer jij.
    Now you 're hallucinating.
  3. Ik hallucineer niet.
    I 'm not hallucinating.
  4. Ik hallucineer mezelf.
    I 'm hallucinating myself.
  5. Nee, ik hallucineer.
    No. I 'm hallucinating.
  6. Misschien hallucineer ik wel.
    Perhaps... I must be hallucinating.
  7. Zeg me dat ik hallucineer.
    Please tell me I 'm hallucinating.
  8. Hallucineer je je dode vriendje?
    Hallucinating your dead boyfriend?
  9. Ik hallucineer de laatste tijd.
    I have been hallucinating lately.
  10. Tenzij ik hallucineer van slaapgebrek.
    Unless I'm hallucinating from lack of sleep.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden