NL: grilleren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gegrilleerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik grilleer jij grilleert hij grilleert wij grilleren jullie grilleren zij grilleren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gegrilleerd jij hebt gegrilleerd hij heeft gegrilleerd wij hebben gegrilleerd jullie hebben gegrilleerd zij hebben gegrilleerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik grilleerde jij grilleerde hij grilleerde wij grilleerden jullie grilleerden zij grilleerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gegrilleerd jij had gegrilleerd hij had gegrilleerd wij hadden gegrilleerd jullie hadden gegrilleerd zij hadden gegrilleerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal grilleren jij zult grilleren hij zal grilleren wij zullen grilleren jullie zullen grilleren zij zullen grilleren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gegrilleerd hebben jij zult gegrilleerd hebben hij zal gegrilleerd hebben wij zullen gegrilleerd hebben jullie zullen gegrilleerd hebben zij zullen gegrilleerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou grilleren jij zou grilleren hij zou grilleren wij zouden grilleren jullie zouden grilleren zij zouden grilleren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gegrilleerd hebben jij zou gegrilleerd hebben hij zou gegrilleerd hebben wij zouden gegrilleerd hebben jullie zouden gegrilleerd hebben zij zouden gegrilleerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
grilleer
|
| Aanvoegende wijs |
| grillere |