1. MWB
  2. Werkwoord vervoegen
  3. graze

Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

EN: to graze    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Gerund
grazing

Present simple (ott)
I graze
you graze
he grazes
we graze
you graze
they graze

Present perfect (vtt)
I have grazed
you have grazed
he has grazed
we have grazed
you have grazed
they have grazed

Past Simple (ovt)
I grazed
you grazed
he grazed
we grazed
you grazed
they grazed

Past perfect (vvt)
I had grazed
you had grazed
he had grazed
we had grazed
you had grazed
they had grazed

Present future (ottt)
I will graze
you will graze
he will graze
we will graze
you will graze
they will graze

Present future perfect (vttt)
I will have grazed
you will have grazed
he will have grazed
we will have grazed
you will have grazed
they will have grazed

Past future (ovtt)
I would graze
you would graze
he would graze
we would graze
you would graze
they would graze

Past future perfect (vvtt)
I would have grazed
you would have grazed
he would have grazed
we would have grazed
you would have grazed
they would have grazed


Voorbeelden

  1. Take them to graze.
    Neem ze te grazen.
  2. Some graze on them.
    Sommigen grazen op hen.
  3. Just a graze this time.
    Het is maar een schrammetje.
  4. I take you to graze.
    Ik neem je te grazen.
  5. It 's just a graze.
    Het is een schampwond.
  6. You could just graze nuts.
    U zou ze kunnen kraken.
  7. Do you see this graze? !
    Zie je deze schaafwonde?
  8. That one didn 't graze me.
    Die heeft me niet te grazen genomen.
  9. Yeah, it 's just a graze.
    Ja, het is maar een schaafwond.
  10. That graze doesn 't look good.
    Dat ziet er niet goed uit.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden



Vaakst vervoegd

Hier zie je een overzicht van de 30 vaakst vervoegde werkwoorden voor de vijf talen die we op mijnwoordenboek gebruiken.

Nederlandse werkwoorden

willen verdienen worden zijn vinden bedoelen kunnen houden hebben meten vermelden vertellen varen gelden beantwoorden zeggen bestellen begeleiden updaten reizen bereiden leiden plannen gaan verwijderen stelen bidden besteden denken bellen

Franse werkwoorden

être avoir aller faire pouvoir vouloir venir devoir voir prendre savoir partir connaître recevoir dire mettre finir lire boire choisir envoyer sortir falloir dormir écrire appeler croire manger devenir vivre

Duitse werkwoorden

sein werden haben können mögen gehen wollen müssen essen finden sehen stressen lesen dürfen fahren misten sollen kommen nehmen tun machen geben sprechen lassen helfen laufen arbeiten wohnen schlafen halten

Spaanse werkwoorden

ser sentir tener hacer ver teñir ir estar servir haber poder mentir querer dar fuir saber decir hablar salir empezar volver comer seguir vivir gustar pedir encontrar grillarse latir pensar llamar conocer preferir jugar llegar

Engelse werkwoorden

send read be have spend choose go lead mean hear teach lie think see quit can do build meet take say get run fall fair buy put eat lay make learn wear begin barbecue will give find want know drink work write try