Voorbeelden

1. You gravitate to women.
   Je valt op vrouwen.
2. Unpleasant things do gravitate here.
   Dit gebied trekt onaangename dingen aan.
3. I gravitate more towards the undead variety.
   Ik trek meer naar de on-doden toe.
4. Because humans always gravitate toward the light.
   Mensen gaan altijd in de richting van het licht.
5. But they always seem to gravitate to the wrong guy.
   Maar ze kiezen altijd de verkeerde man.
6. You gravitate to people in the same profession as you.
   Je voelt je aangetrokken tot mensen met jouw beroep.
7. We all gravitate to it in a way that is very predictable.
   We neigen er allemaal naar op een heel voorspelbare manier.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden