NL: grasmaaien U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
grasgemaaid
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik maai gras jij maait gras hij maait gras wij maaien gras jullie maaien gras zij maaien gras
|
Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik grasmaai dat jij grasmaait dat hij grasmaait dat wij grasmaaien dat jullie grasmaaien dat zij grasmaaien
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb grasgemaaid jij hebt grasgemaaid hij heeft grasgemaaid wij hebben grasgemaaid jullie hebben grasgemaaid zij hebben grasgemaaid
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik maaide gras jij maaide gras hij maaide gras wij maaiden gras jullie maaiden gras zij maaiden gras
|
Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik grasmaaide dat jij grasmaaide dat hij grasmaaide dat wij grasmaaiden dat jullie grasmaaiden dat zij grasmaaiden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had grasgemaaid jij had grasgemaaid hij had grasgemaaid wij hadden grasgemaaid jullie hadden grasgemaaid zij hadden grasgemaaid
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal grasmaaien jij zult grasmaaien hij zal grasmaaien wij zullen grasmaaien jullie zullen grasmaaien zij zullen grasmaaien
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal grasgemaaid hebben jij zult grasgemaaid hebben hij zal grasgemaaid hebben wij zullen grasgemaaid hebben jullie zullen grasgemaaid hebben zij zullen grasgemaaid hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou grasmaaien jij zou grasmaaien hij zou grasmaaien wij zouden grasmaaien jullie zouden grasmaaien zij zouden grasmaaien
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou grasgemaaid hebben jij zou grasgemaaid hebben hij zou grasgemaaid hebben wij zouden grasgemaaid hebben jullie zouden grasgemaaid hebben zij zouden grasgemaaid hebben
|
Gebiedende wijs |
maai gras
|
Aanvoegende wijs |
grasmaaie |