NL: googelen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gegoogeld
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik googel jij googelt hij googelt wij googelen jullie googelen zij googelen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gegoogeld jij hebt gegoogeld hij heeft gegoogeld wij hebben gegoogeld jullie hebben gegoogeld zij hebben gegoogeld
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik googelde jij googelde hij googelde wij googelden jullie googelden zij googelden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gegoogeld jij had gegoogeld hij had gegoogeld wij hadden gegoogeld jullie hadden gegoogeld zij hadden gegoogeld
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal googelen jij zult googelen hij zal googelen wij zullen googelen jullie zullen googelen zij zullen googelen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gegoogeld hebben jij zult gegoogeld hebben hij zal gegoogeld hebben wij zullen gegoogeld hebben jullie zullen gegoogeld hebben zij zullen gegoogeld hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou googelen jij zou googelen hij zou googelen wij zouden googelen jullie zouden googelen zij zouden googelen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gegoogeld hebben jij zou gegoogeld hebben hij zou gegoogeld hebben wij zouden gegoogeld hebben jullie zouden gegoogeld hebben zij zouden gegoogeld hebben
|
Gebiedende wijs |
googel
|
Aanvoegende wijs |
googele |