Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: goedspreken

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
goedgesproken

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik spreek goed
jij spreekt goed
hij spreekt goed
wij spreken goed
jullie spreken goed
zij spreken goed

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik goedspreek
dat jij goedspreekt
dat hij goedspreekt
dat wij goedspreken
dat jullie goedspreken
dat zij goedspreken

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb goedgesproken
jij hebt goedgesproken
hij heeft goedgesproken
wij hebben goedgesproken
jullie hebben goedgesproken
zij hebben goedgesproken

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik sprak goed
jij sprak goed
hij sprak goed
wij spraken goed
jullie spraken goed
zij spraken goed

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik goedsprak
dat jij goedsprak
dat hij goedsprak
dat wij goedspraken
dat jullie goedspraken
dat zij goedspraken

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had goedgesproken
jij had goedgesproken
hij had goedgesproken
wij hadden goedgesproken
jullie hadden goedgesproken
zij hadden goedgesproken

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal goedspreken
jij zult goedspreken
hij zal goedspreken
wij zullen goedspreken
jullie zullen goedspreken
zij zullen goedspreken

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal goedgesproken hebben
jij zult goedgesproken hebben
hij zal goedgesproken hebben
wij zullen goedgesproken hebben
jullie zullen goedgesproken hebben
zij zullen goedgesproken hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou goedspreken
jij zou goedspreken
hij zou goedspreken
wij zouden goedspreken
jullie zouden goedspreken
zij zouden goedspreken

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou goedgesproken hebben
jij zou goedgesproken hebben
hij zou goedgesproken hebben
wij zouden goedgesproken hebben
jullie zouden goedgesproken hebben
zij zouden goedgesproken hebben

Gebiedende wijs
spreek goed

Aanvoegende wijs
goedspreke

Voorbeelden

  1. Ik spreek goed Japans.
    I speak Japanese very well
  2. Je spreek goed frans.
    You speak French very well.
  3. Ik spreek goed Engels, dus we hebben communicatieproblemen.
    I speak good English, so we have many problem with communication.
  4. Ik spreek goed Engels, jullie spreken goed Engels... dus we communiceren niet.
    I speak good English, you speak good English... we no communicate at all.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden