Voorbeelden

1. Now I cast you aside for the busboys to gnaw upon.
   Nu schuif ik je aan de kant zodat de kelners je kunnen aangapen.
2. They 'll fry your eyes, gnaw on your knees, gobble your gizzards.
   Ze stoven je ogen, knagen aan je knieën, en verslinden je ingewanden.
3. He 'll gnaw at an old bone till you throw him a steak.
   Hij knaagt op een oud bot tot je' m biefstuk geeft.
4. Allright? Look, all you have to do is gnaw through this wire mash.
   Kijk, het enige wat jij hoeft te doen is knagen aan deze draad.
5. You know, if rats could dance they probably wouldn 't gnaw so much.
   Als ratten konden dansen, zouden ze niet zo veel knagen.
6. As soon as it gets better, it 's gonna gnaw my brain out in my sleep.
   Als hij beter is, knaagt hij m' n hersens weg terwijl ik slaap.
7. Nah, I thought I 'd sit here and let it gnaw at my gut for a while.
   Nee, ik dacht dat ik hier zit en laat het een tijdje aan me knagen.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden