NL: globetrotten U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geglobetrot
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik globetrot jij globetrot hij globetrot wij globetrotten jullie globetrotten zij globetrotten
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geglobetrot jij hebt geglobetrot hij heeft geglobetrot wij hebben geglobetrot jullie hebben geglobetrot zij hebben geglobetrot
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik globetrotte jij globetrotte hij globetrotte wij globetrotten jullie globetrotten zij globetrotten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geglobetrot jij had geglobetrot hij had geglobetrot wij hadden geglobetrot jullie hadden geglobetrot zij hadden geglobetrot
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal globetrotten jij zult globetrotten hij zal globetrotten wij zullen globetrotten jullie zullen globetrotten zij zullen globetrotten
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geglobetrot hebben jij zult geglobetrot hebben hij zal geglobetrot hebben wij zullen geglobetrot hebben jullie zullen geglobetrot hebben zij zullen geglobetrot hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou globetrotten jij zou globetrotten hij zou globetrotten wij zouden globetrotten jullie zouden globetrotten zij zouden globetrotten
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geglobetrot hebben jij zou geglobetrot hebben hij zou geglobetrot hebben wij zouden geglobetrot hebben jullie zouden geglobetrot hebben zij zouden geglobetrot hebben
|
| Gebiedende wijs |
globetrot
|
| Aanvoegende wijs |
| globetrotte |